Samenvatting: Dana, de boeddhistische beoefening van vrijgevigheid, betekent veel meer dan alleen het geven van materiële giften zoals geld. Het is een vrije, onvoorwaardelijke daad die een diepe verbondenheid tussen gever en ontvanger creëert. In verslaving raakt het hart vaak verkrampt door angst en een gebrek aan vertrouwen. Dana helpt deze verkramping te doorbreken door het hart te openen en het gevoel van verbondenheid te herstellen. Dana is bovenal een spirituele oefening die herstel ondersteunt, door de nadruk te leggen op het geven vanuit vrijheid, zonder verwachting of verplichting. Dana, of vrijgevigheid, is volgens de Boeddha daarbij de allerhoogste deugd en het begin van de spirituele weg. Het gaat daarbij ook absoluut niet alleen om materieel geven. Dana gaat om het vrij, bewust en met een open hart schenken van tijd, aandacht en energie. (Leestijd: 37 minuten)

De titel van de blog Dana in Herstel: het Ware geschenk van het Geven, geïllustreerd door twee handen die een klein bloemetje doorgeven, als symbool voor eenvoudig en oprecht geven in herstel.

Dana als herinnering aan het doneren

In deze podcast wil ik het met jullie hebben over ‘Dana’ – de boeddhistische beoefening van vrijgevigheid. En over wat de beoefening van Dana betekent voor onze verslaving en natuurlijk vooral voor ons herstel. 

Diegenen die al wat langer onze meetings bezoeken, zullen in verband met Dana deze zin, zoals die voorgelezen wordt door de voorzitters van onze bijeenkomsten, inmiddels bijna kunnen dromen: “Bij Recovery Dharma beoefenen we Dana. Dana is de boeddhistische term voor vrijgevigheid. Dana maakt het mogelijk dat.” En vul vervolgens maar in wat Dana allemaal mogelijk maakt. Het gebruik van de zaal. De boeken weggeven uit donatie. Promotiemateriaal. 

Natuurlijk volgt er, als afsluiting van deze zogenaamde ‘voetnoot’ bij onze bijeenkomsten nog de magische woorden: “Geef vanuit je hart wat je kan missen. Uiteraard in evenwicht met de financiële middelen die je tot je beschikking hebt.” Om vervolgens, alsof we net de stoep hebben geveegd, over te gaan tot de afsluitende Wens tot Verlichting. 

Dana als een ‘moetje’

Zoals jullie misschien kunnen wel kunnen lezen, doe ik hier met opzet enigszins cynisch over Dana. Ik reduceer de beoefening van Dana tot het afstoffen van de vensterbank. Een ‘moet je’. Ik duid het gekscherend aan als ‘voetnoot’. Want we wijzen immers ook echt op de beoefening van vrijgevigheid aan het einde van onze meetings – het hoort ook bijna bij de huishoudelijke mededelingen. 

Bovendien, doordat het onderdeel is van het format, wordt de uitnodiging tot Dana eigenlijk zo vaak herhaald dat het iedere glans verliest. Dana wordt zo een vloermat waarover we de voeten vegen terwijl we de zaal min of meer al half hebben verlaten. Het wordt een nagedachte. De zinnen beginnen uiteindelijk slijtage te vertonen. We horen de woorden misschien nog wel. Maar de kracht van de beoefening ervan registreert niet langer. 

Overigens is de praktijk van het vermelden van Dana bij andere Boeddhistische gemeenschappen niet anders. Ook daar brengt men vaak Dana ‘achteraf’ in herinnering. Je komt bij retraites de vermelding van Dana vaak pas tegen aan het einde, als uitnodiging tot het schenken van donaties. In de laatste bijeenkomst van een langere retraite wordt bijna altijd de mogelijkheid tot Dana – opgevat als de aanmoediging tot doneren – vermeld. 

De noodzakelijke materiële waarde van Dana

Op zich is dit ook niet zo vreemd. Zeker als je je realiseert dat de leraren vaak hun inzichten in Dana kosteloos met ons delen. Je betaalt voor de kosten van je verblijf, voor het eten. En dat doe je vooraf; het zijn de praktische kosten om jouw ‘plekje’ te reserveren. Maar de leraren bieden hun onderwijs traditioneel wel bijna altijd volledig vrijwillig en kosteloos aan. Zij eten en leven – in de ware boeddhistische traditie – van Dana. Ze bestaan dus van vrijgevigheid. 

Het is goed om je dat te herinneren. Het materiële geven is noodzakelijk. En vanuit die herinnering aan noodzakelijkheid wordt het ook zachtjes vermeld aan het einde, op het moment dat je op het punt staat te vertrekken. Het is de vriendelijke herinnering dat er je van je alles vrijelijk gegeven. En dat je de mogelijkheid hebt om daarvoor vrijelijk terug te geven. Dit is de materiële waarde van Dana: het maakt onze praktijk letterlijk mogelijk. 

Maar Dana is eigenlijk veel breder en dieper. Om Dana echt te begrijpen zijn er drie onderdelen van belang om de volledige betekenis van het woord te begrijpen. Ten eerste is Dana de beoefening van Vrijgevigheid. Dat betekent uiteraard dat er in het woord het onderdeel van het geven – materieel én immaterieel – inbegrepen is – dit is de ‘gevigheid’ van het woord. 

Daarnaast is er nog – even belangrijk – het onderdeel van de Vrijheid. Dit is het ‘vrije’ aspect in de ‘vrijgevigheid’. Het gaat bij Dana immers om het vrije geven. We geven bij Dana altijd in vrijheid: er is geen verplichting – er is bovendien ook geen verwachting. 

Tot slot – maar dit wordt eigenlijk niet benoemd, want het is onzichtbaar. Het is daarom eigenlijk belangrijker dan het hele woord zelf. De vrijgevigheid bestaat altijd tussen twee partijen in. Er is een gever. En er is een ontvanger. Daar tussenin bestaat het woord ‘vrijgevigheid’ als een interactionele praktijk. 

Dana als geven in verbondenheid

Vrijgevigheid is dus, zoals alles in het boeddhisme, door en door relationeel. Vrijgevigheid – in de volledigheid van het woord – gaat dus eigenlijk over het in de praktijk brengen van het hoogtepunt van wat ons tot mensen maakt: de interconnectie. Dana gaat minder over het oppervlakkige geven. Het gaat vooral over de diepte van onze verbondenheid. 

Laten we beginnen met het eerste aspect van het woord vrijgevigheid. Dana in het Pali, in de oorspronkelijke taal van de Boeddha, betekent letterlijk ‘geven’. Als onderliggende betekenis wijst het op het ‘geven zonder er iets voor terug te verwachten’. Dana is dus ook geen ruil, zoals wij in het Westen bijvoorbeeld in de middeleeuwen onze zonden wel konden uitruilen voor geld. We konden ooit onze zonden afkopen door het doneren van geld (aan de kerk weliswaar), de zogenoemde ‘aflaten’. Dat is Dana zeker niet.

In de oorspronkelijke, historische en culturele context van het vroege India, verwijst de beoefening van Dana ten eerste naar het geven van aalmoezen in de vorm van geld of voedsel aan monniken. Boeddhistische monniken en nonnen legden een gelofte van armoede af; daarom waren ze volledig afhankelijk van Dana. 

Zonder de traditie van het geven zou de Boeddha zelf ook nooit de kans hebben gehad om het Pad van Verlichting te verkennen: dan was hij zelf al lang gestorven voor hij zijn leer zelfs maar had kunnen doorgeven. En de monastieke Sangha zou niet de tijd en gelegenheid hebben gehad om de Leer van de Boeddha door te ontwikkelen en verder door te geven, door de tijd heen. Dana maakte de Dharma – materieel – dus noodzakelijkerwijs praktisch mogelijk.

De vreugde van het geven; Dana houdt de Dharma in stand

Ook in de moderniteit bieden de monniken, nonnen en lekenleraren de Dharma aan als hun beoefening van Dana. Op financieel gebied hebben ze niets te geven: ze hebben hun bezittingen afgezworen. Daarom worden ze op hun beurt ondersteund door Dana van hun studenten. Voor leken die tussen monniken in Zuidoost-Azië leven, is het gebruikelijk om voedsel, gewaden en andere kleine levensbehoeften te verstrekken, evenals financiële giften voor het klooster en reiskostenvergoedingen voor de monniken. 

Monniken en nonnen mogen daarbij zelf geen geld aanraken en er zijn regels die beperken wat ze mogen aannemen. De leken brengen dan ook voedsel naar het klooster en serveren het eten aan de monniken en nonnen. De lunch is de laatste maaltijd van de dag voor deze monniken en nonnen, en ze mogen alleen ontvangen wat hen wordt aangeboden. Dus als je bezig bent met het aanbieden van voedsel en dit als Dana te leggen op het bord van de ene na de andere monnik, is de vreugde van het geven voelbaar. 

Het geven van Dana is hierbij tastbaar, concreet en je kunt de waarde ervan voelen in de hele handeling. Gever en ontvanger zijn hier in Dana heel concreet en tastbaar verbonden in de hele oefening van aandacht. Kortom: Dana – de traditie van Vrijgevigheid – en Dharma – de Waarheid en Leer – zijn nauw aan elkaar verbonden. Materiële Dana – in de vorm van voedsel, geld, dekens – heeft dus heel letterlijk en in hele praktische zin de Dharma zelf in stand gehouden. 

Geven als kapitale, westerse vertaalfout; Dana als donatie

Deze vooral materiële vorm van Dana – zoals je hebt gezien: uitermate belangrijk in historische en ook in actuele zin – is vervolgens naar het Westen gehaald. En zoals zo vaak het geval is wanneer er we iets naar het Westen halen, proberen we dit verder te begrijpen vanuit onze Westerse geest. Dana is dan ook – net als bij mindfulness – geïnterpreteerd in ons Westerse denken. 

Dana raakte daarbij vervolgens ook vertekend door ditzelfde Westers denken, dat gekenmerkt wordt door ideeën van cognitie, functionaliteit en – helaas – inderdaad ideeën van kapitalisme. Dana als geven is daarbij eigenlijk gemakkelijk vertaald als het in hoofdzaak geven van materiële dingen. En in het Westen is dit bijna altijd: geld. Dana wordt daarmee inderdaad een enkelvoudige voetnoot. Het gaat slechts om het vragen om donaties. 

Het materiële geven als onderdeel van Dana

Dit te denken niet als gemakzuchtig. Maar het is nu eenmaal de manier waarop wij in het Westen denken. En vergeet niet, dat is Dana óók. Maar voor ons lijkt Dana daarmee enkelvoudig de gift geworden die gebruikt kan worden om de zaal te bekostigen. Om een bel te kopen. Trekt u uw portemonnee graag. 

Aan de ene kant is dit, zoals we gezien hebben, ook niet onredelijk. Want het materiële geven is onderdeel van Dana. Want de zaal moet ook bekostigd worden. En een bel en fijne kussens voor het mediteren zijn erg fijn. Net zoals de monniken in India gevoed moeten worden, is het voor ons ook prettig om te kunnen mediteren met een dak boven ons hoofd. 

Maar door Dana op die manier enkelvoudig te interpreteren, wordt de boodschap van Dana niet alleen vergiftigd. Het wordt vooral ook radicaal verkeerd – want in zekere zin omgekeerd, of in ieder geval incompleet – begrepen. Er zit namelijk een hele diepe, werkelijke en waarachtige spirituele praktijk achter de beoefening van Dana. 

Dana als spirituele beoefening

Dana is een helende hartspraktijk die ons werkelijk kan bevrijden in het leven. Die ons kan bevrijden uit de verkramping van ons hart in onze verslaving. En die ons kan verlichten in ons herstel – mits we de praktijk tenminste goed begrijpen. Laten we dit idee – het idee van Dana als spirituele hartspraktijk – eens verder onderzoeken. 

Om te beginnen is het bijvoorbeeld een gegeven dat de Boeddha op zijn sterfbed aangaf dat het hoogste eerbetoon aan hem helemaal niet materieel van aard was. Het ware eerbetoon aan de Boeddha, volgens Boeddha’s woorden zelf, was het beoefenen van de Dharma, in overeenstemming met de Dharma zelf. In feite wees de Boeddha dus in zijn laatste lezing erop dat Dana niet ging om materie. Dana draaide niet om het geven van geld, maar om het geven van de Dharma. Dana draaide om de hele beoefening van het Pad. 

Daarnaast staat de hele bespreking van Dana ook nog eens op de verkeerde plek! Het is bijvoorbeeld bekend dat de Boeddha zijn lezingen juist regelmatig begón met het bespreken van Dana. De Boeddha startte zijn lezingen juist met een uitleg van Dana. Om van daaruit zijn publiek stap voor stap toe te leiden naar een waardering van de Vier Nobele Waarheden. En van daaruit naar het Pad van Verlichting.

Een ontluikend grassprietje midden tussen het grind als symbool voor Dana als startpunt

Dana als startpunt: “dat wat gegeven wordt”

Dana staat dus eigenlijk aan het begin van de beoefening. Wanneer de Boeddha de basisprincipes van Karma uiteenzetten, begon hij bijvoorbeeld met de uitspraak: “Er is wat gegeven wordt.” De Boeddha raakte met deze uitspraak eigenlijk aan een in zijn eigen tijd controversieel onderwerp: Dana als verplichting.

Eeuwenlang hadden de brahmanen – dit zijn de priesters in het India van Boeddha’s tijd – namelijk de deugd van het geven geprezen – zolang deze giften maar vooral aan hen werden gegeven. Bovendien waren de giften aan de brahmanen ook nog eens verplicht. Mensen die niet toegaven aan de eisen van de brahmanen om geschenken te geven, verzaakten hun belangrijkste sociale plicht. 

Door hun plichten in het huidige leven te negeren, zo werd er door de Brahmanen gedreigd, zouden deze mensen en hun familieleden zowel nu als na de dood lijden. Zoals te verwachten was, leidde deze houding van de Brahmanen op den duur tot een culturele tegenreactie. Verschillende religieuze bewegingen uit de tijd van Boeddha begonnen zich te verzetten tegen de mainstream stroming van de Brahmanen. 

Dana als filosofische discussie: niet vrij en geen deugd

De beweringen van de brahmanen werden weerlegd. Ze sloegen daarbij wel enigszins door, met de stelling dat het geven van Dana bijvoorbeeld helemaal geen deugd was, omdat er geen hiernamaals was. Dana – het geven – had op zichzelf geen gevolgen. Het was dus ook geen deugd, want het was niet verbonden aan iets ‘goeds’. Bovendien kon het geven volgens hen helemaal niet vrij zijn, omdat alles door het lot was bepaald. Vrijheid werd ontkracht door deze lotsbestemming. Het bestond dus niet. Daarom bestond het vrije geven evenmin. 

Toen de Boeddha in zijn inleiding op de leer over karma begon met te zeggen dat er iets gegeven wordt, voegde hij zich in feite in deze filosofische discussie, door precies iets anders te beweren dan de tegenbeweging. Opnieuw vond hij een middenweg in deze discussie. 

Geef vanuit je hart: de Ware Vrijheid van het geven

De boeddha leerde ons immers dat het geven zowel nu als in de toekomst karmische resultaten oplevert. Karmisch, dat was daarbij niet zweverig bedoeld – het ging niet over hemel of hel, maar over simpelweg: actie/gevolg. Karmisch wilde eigenlijk heel concreet zeggen: dat het geven voor onze geest hoe dan ook een minder schadelijk resultaat geeft voor ons, nu, én in de toekomst, dan een staat van hebzucht of afgunst in onze geest dat doet.

Bovendien is het geven volgens de Boeddha wel degelijk een resultaat van de vrije keuze van de gever. In tegenstelling tot de brahmanen ging de Boeddha echter nog een stap verder in het principe van vrijheid. Want toen de Boeddha door de Koning van Kosala bijvoorbeeld werd gevraagd waar dan precies een geschenk moest worden gegeven, antwoordde de Boeddha eenvoudigweg: “Waar het hart het je ingeeft.” (SN3:24)

Met andere woorden: de Boeddha zei dat je niet verplicht bent om iets te geven. Dit betekent dan ook dat de keuze om te geven een daad van ware vrijheid is. En omdat het geven dus een van de waarachtigste daden van vrijheid is, is het geven dan ook de perfecte plek om het pad naar totale bevrijding te beginnen. 

Dana als de allerhoogste beoefening

Om die reden nam de Boeddha de beoefening van Dana – de beoefening van vrijgevigheid – dan ook als EERSTE context voor het onderwijzen en begrijpen van de Dhamma. Bovendien staat Dana daarbij eigenlijk niet alleen aan het beginpunt van de boeddhistische leer. Dana – het geven zelf – wordt bovendien als de allerhoogste beoefening beschouwd. 

Dana staat in het boeddhisme dan ook bovenaan, binnen de praktijk van de Leer. Dat wil zeggen: Dana wordt beschouwd als allerhoogste binnen de Boeddhistische ethiek van het Werk, Sila. Vrijgevigheid werd door de Boeddha beschouwd als één van de Paramitas – een van de tien perfecties. Het is één van de volmaakte deugden die een beoefenaar bereikt op weg naar diens Verlichting. En van alle deugden als geduld, discipline en wijsheid – toch zeker niet de minste van de deugden – beschouwde de Boeddha de oefening van Dana dus als de allerhoogste. 

De Boeddha was er daarbij zelfs heel duidelijk in dat het eigenlijk schadelijk is voor een persoon om de zegeningen van deze deugden met geld, of door middel van goed gedrag te willen kopen. Of als het ware ‘uit te ruilen’. Opnieuw definieerde de Boeddha de beoefening van deze allerhoogste deugd van Dana dus helemaal niet simpelweg als materiële giften. 

Deel 2: Dana als levenshouding

Voor de Boeddha was het beoefenen van de vijf leefregels – misschien herinner je ze nog van een vorige Podcast? Dit zijn ze: 1) Respecteer al het Leven, 2) cultiveer het Ware Geluk, 3) praktiseer de Ware Liefde, 4) Luister diep en Spreek Zuiver en 5) Werk aan heling en een gezond leven. De beoefening van deze vijf leefregels zijn voor de Boeddha eveneens vormen van Dana. 

Dana was op deze manier ook niet meer enkel voorbehouden voor de rijken. De Boeddha zorgde er juist voor dat Dana niet langer verbonden was aan het overvloedig materiële schenken. Eerder en vooral ging Dana om het geschenk van universele veiligheid, om het beschermen van alle wezens tegen het kwaad van iemands onbekwame handelingen. En om het onderwijzen en het doorgeven van de Dharma. 

Daarbij formuleerde de Boeddha tegelijk een soort gedragscode om een bepaalde houding ten aanzien van het geven te creëren. Deze houding is bedoeld om zowel de gevers als de ontvangers ten goede te komen, zodat de praktijk van het geven vruchtbaar en vrij voor iedereen zou blijven. We hebben daarbij de neiging om gedragscodes haaks tegenover vrijheid te zetten. Leefregels associëren we ook niet met het woord ‘vrijheid’. 

Dit komt doordat we gemakkelijk vergeten dat ook de vrijheid zelf bescherming nodig heeft. De gedragscodes van de Boeddha zijn dan ook vrijwillig – de Boeddha heeft nooit iemand gedwongen zijn leer te volgen. Hij nodigde zijn toehoorders altijd uit om zijn woorden voor zichzelf te onderzoeken. ‘Ehi Passiko,’ zei de Boeddha immers altijd: ‘Onderzoek voor jezelf!’ 

EEn druppel balancerend op een grasspriet als symbool voor de zes factoren van het ideale geschenk in de Boeddhistische praktijk van Dana

De 6 boeddhistische factoren voor het ideale geschenk

Maar zodra de leefregels zijn aangenomen, is de medewerking van beide partijen – de wederkerigheid tussen gever en ontvanger – wel nodig om ze effectief en sterk te houden. De gedragscodes kunnen daarbij het best worden begrepen aan de hand van zes factoren die volgens de Boeddha het ideale geschenk illustreerden.

  1. Ten eerste: “De gever is blij voordat hij geeft.” (Voordat hij geeft, is de gever blij.) 
  2. Ten tweede: “De gever is geïnspireerd terwijl hij geeft.” (Terwijl hij geeft, is de gever geïnspireerd.)
  3. Ten derde: “De gever is tevreden nadat hij heeft gegeven.” (Nadat hij heeft gegeven, is de gever tevreden.) 
  4. Ten vierde: “De ontvanger is vrij van hartstocht en verlangen naar het gegevene.” (De ontvanger verlangt niet naar het gegeven.) 
  5. Ten vijfde: “De ontvanger is vrij van afkeer of afgunst van het gegevene.” (De ontvanger haat het gegevene niet.) 
  6. En ten slot, ten zesde: “De ontvanger is vrij van waanideeën.” (De ontvanger verkeert niet in een verstoorde geestestoestand.) 

Gever en ontvanger zijn in Dana verbonden

Hoewel deze passage op deze manier lijkt te suggereren dat elke partij alleen verantwoordelijk is voor de factoren aan de eigen kant – de gever dus voor de eigen factoren en de ontvanger voor de eigen factoren. Dit bedoelde de Boeddha niet. Hij gaf aan dat voor vrijgevigheid de verantwoordelijkheid voor alle zes factoren gedeeld worden door beide partijen. 

De gever en de ontvanger zijn hierbij dus verbonden. En deze gedeelde verantwoordelijkheid komt het best tot bloei in een sfeer van wederzijds vertrouwen. Daarbij kende de Boeddha de menselijke geest tegelijk door en door. Hij wist dat geven – en het hele idee van vrijgevigheid – allerlei motivaties van mensen kon oproepen. Hij noemde er ten minste acht. Mensen kunnen bijvoorbeeld geven uit domheid, uit boosheid, uit angst, vanuit traditie, of om er het Nirvana of de hemel mee te winnen. Ook kunnen mensen geven, omdat het een goed gevoel geeft, of omdat het vreugde biedt. Of we geven vanuit genegenheid. 

Belangrijk is te onthouden dat ingewikkelde ideeën over ‘altruïsme’ voor de Boeddha dus op zich geen rol speelden. De boeddha was vooral een realist. Het ging er niet om de achterliggende motivaties uit de weg te helpen door het geven. Het geven zelf bracht juist de achterliggende motivaties naar voren. Door het geven word je je als mens bewust van wat er speelt in de eigen geest. Geef je vanuit angst? Misschien kun je jouw intentie dan iets meer richten op de moed van metta. Op het geven vanuit liefdevolle vriendelijkheid.

Dana als oefening in eerlijkheid tegenover jezelf

Dana is op die manier ook een oefening in eerlijkheid tegenover jezelf. Geef je omdat je er iets voor terugverwacht? Misschien kun je je verwachtingen wat proberen los te laten. Onthoud vooral dat het, in het geven, je oprechte intentie is die telt. Zelfs al is dat gewoon een oprecht verlangen dat je mettertijd meer spontaan vrijgevig zult worden. 

Het is in ieder geval belangrijk om te begrijpen dat gemengde motieven te verwachten zijn wanneer je Dana beoefent. En dat je juist vanuit deze gemengde motieven mag proberen om de vrijheid in het geven in jezelf te ontwikkelen, in plaats van te wachten op de volmaakte goedheid. Je beoefent Dana immers om je juist opmerkzaam te worden van de zuiverheid die al in je aanwezig is. Om je eigen goedheid te herkennen én daar naartoe te groeien. Als je alleen maar zuivere motieven had, zou het immers niet nodig zijn om te oefenen. 

Dana, integriteit en het vrije geven

Een ander opmerkelijk detail was dat de Boeddha vijf principes toekende aan een integer persoon, die allemaal verbonden waren aan het geven. Iemand was integer – dus betrouwbaar in hart en geest – wanneer diegene gaf: 

  1. vanuit overtuiging (dus omdat iemand het zelf wilde en vanuit een open, standvastig hart)
  2. vanuit aandacht (dus vanuit mindfulness en bewuste opmerkzaamheid)
  3. vanuit gepastheid (dus passend en in verbinding met de ander)
  4. en met een invoelend (empathisch) hart.
  5. (de vijfde behandel ik even apart in het volgende deel van deze blog)

De beoefening van Dana – in de vorm van service en dienstbaarheid – leert ons dus om ons hart te openen. Want we hebben zoveel te geven. En dat gaat dus – zoals ik hierboven uitgebreid heb proberen uit te leggen – voor het grootste deel helemaal niet om het materiële. Het materiële is niet verkeerd; zoals we hebben kunnen lezen is het zelfs noodzakelijk. Het materiële geven is onderdeel van Dana. Maar het is vooral niet het enige waaruit geven bestaat. Je kunt Dana ook begrijpen als dienstbaarheid.

Dana als dienstbaarheid; geven als service

Tegelijk gaat Dana ook niet om een extreme dienstbaarheid die vervolgens tot in de absurdheid doorschiet. We hoeven niet 24 uur per week beschikbaar te zijn als mentor voor het herstel van anderen. We zijn bovendien geen monniken. Nuchterheid als leefregel is perfect. Maar we hoeven in ons herstel niet plotseling elk wakend moment over te geven aan service en dienstbaarheid. 

Service en dienstbaarheid in ons herstel in ons programma is er ook niet op gericht om oude schulden af te lossen. Het is bovendien ook geen tegenwicht voor iets anders. Het gaat er niet om dat je, op het moment dat je craving ervaart in je herstel, dús te weinig hebt gedaan aan dienstbaarheid. Dan wordt het allemaal erg dwangmatig. 

Het wordt dan, hoewel niet materieel van aard – nog steeds een soort ‘ruilhandel’. “Als ik maar genoeg goede dingen doe, dan raak ik bevrijd en vind ik verlichting.” Maar zo werkt het niet. Als we goed kijken naar de praktijk van Dana in ons programma van Recovery Dharma dan begint de bevrijding eigenlijk heel ergens anders.

Dana als het schenken van tijd, energie en aandacht 

Vrijgevigheid in ons programma van herstel gaat over het schenken van onze tijd, energie en aandacht. Dat doen we, zonder dat we daar iets voor terugwensen. Maar wel altijd in het vertrouwen dat we verbonden zijn aan de anderen in onze gemeenschap. En dat we gezamenlijk oefenen op dit Pad van Herstel, in evenwicht met elkaar. We zijn zo elkaars vruchtbare grond voor ons herstel. 

Het delen van onze ervaringen tijdens een bijeenkomst is in die zin al een vorm van Dana – het delen zelf is immers ook een oefening in het met opmerkzaamheid en aandacht vrijgeven van ons hart. Door het samen mediteren en door in stilte en met aandacht te luisteren naar diegenen die willen delen en te luisteren naar diegenen die ons begeleiden en helpen in onze meetings, beoefenen we ook als ontvangers eveneens in het geven.

Afbeelding van een vrouw met vriendelijke ogen en een vriendelijke lach als symbool voor de zeven uitingsvormen van Dana

De 7 uitingsvormen van dana

Dana komt tot stand, zoals de Boeddha aangaf, met de volgende zeven uitingsvormen: ​ 

  1. Vriendelijke ogen.
  2. Vriendelijk gezicht. 
  3. Vriendelijke woorden, 
  4. Vriendelijk lichaam. 
  5. Gastvrij van plek. 
  6. Gastvrij van hart. 
  7. Verwelkomende gastvrijheid. 

Zoals je ziet, begint Dana dus niet met de bezittingen die je hebt. Het begint bij deze lichaamshoudingen en houding in je leven. Het begint door met de ruimte om je heen te oefenen. Daar begint Dana. 

Je oefent ook in Dana door simpelweg op te komen dagen voor een meeting. Je geeft al – puur door je aanwezigheid. Je mag daarbij altijd onthouden dat er zonder jou uiteindelijk geen Sangha is. Ik zeg bijvoorbeeld in de sangha van Nijmegen regelmatig tegen mijn medegezellen op dit pad: ‘In mijn eentje is het ook maar niks.’ Wat meestal wat gegniffel in de zaal oplevert. 

Maar er zit een hele werkelijke waarheid achter mijn woorden. Want als ik in de zaal zit als voorzitter, en zijn er geen deelnemers, dan is er ook geen Sangha van betekenis. Jullie aanwezigheid scheppen samen de betekenis van herstel. Dus bedenk je dat jouw individuele aanwezigheid al een geschenk van waarde is – het is het geven van jezelf aan de Sangha. 

Deel 3: Dana en codependency in het geven

Tot slot wil het, zoals beloofd, graag nog hebben over de vijfde eigenschap van persoonlijke integriteit in het geven, in de beoefening van Dana. Voor de Boeddha was iemand namelijk vooral integer als deze gaf, zonder daarbij zichzelf of de ander negatief te beïnvloeden. En dit is bijzonder. Want daarmee was de boodschap van de Boeddha dus ook: geef niet te weinig. Maar geef ook niet te veel! 

Geef. Maar wel altijd in evenwicht met jezelf en met de ander. De Boeddha was zich er immers terdege van bewust dat juist het geven een relatie veronderstelde – en dus ook: wederkerigheid in die relatie. ‘Geven niet aan dorre aarde’, zo sprak de Boeddha zelf in eigen woorden. Want hij wist dat het geven in het luchtledige uiteindelijk tot niets leidt. 

Beter was het dan ook volgens hem, om te geven aan hen die niets verlangen. Dat is de vruchtbare grond om te geven en te zaaien. Deze boodschap is vooral belangrijk voor mensen die bijvoorbeeld herstellen van codependency. Of die in herstel zijn van een relatie- en liefdesverslaving. 

De verleidelijkheid van het geven bij codependency

Wanneer iemand de eigen behoeften structureel opoffert om de ander gelukkig te maken, spreken we vaak van codependentie. Iemand geeft dan zoveel dat het ten koste gaat van hun eigen welzijn. We kunnen namelijk, net als aan middelen, ook verslaafd worden aan relaties – zozeer dat het tot destructie leidt van beide partijen – in een poging het eigen Zelf vorm te geven en houvast in het leven te vinden. 

Het geven raakt dan verstrikt met zorgen voor de ander. De gezonde ik-grenzen vervagen in het geven, zodat dit leidt tot uitputting, frustratie en een gevoel van overweldiging. Soms is het geven daarbij zelf eigenlijk een trauma-respons in de vorm van zogenoemde ‘fawning’ – het overmatig ‘please’ gedrag. 

Je kunt je voorstellen dat de boodschap van Dana, dienstbaarheid en service bij een verslaving aan de relatie met de Ander – vooral aan het gevoel dat deze relatie je geeft – juist heel verleidelijk is. Je kunt dan gemakkelijk in de valstrik lopen van de manipulatie. Om een gevoel van innerlijke veiligheid en zekerheid te behouden, kunnen codependente personen proberen de ander te controleren of te manipuleren (overigens vaak zelfs zonder dat ze dit zelf doorhebben!). Iemand geeft dan overmatig van zichzelf in een poging om de ander te pleasen. 

Geef niet aan dorre aarde; een boodschap van balans

Maar de boodschap van de Boeddha was dus juist: ‘Geven niet aan dorre aarde’. Geef vooral aan hen die niets verlangen. Geef, maar geef altijd op een manier die zowel de ander, als jezelf, ondersteunt. Geef in evenwicht en in balans. Dana gaat niet – nooit – om het uitputtende geven. 

Zoek een manier van geven die in evenwicht is. Het idee van ‘vaardig’ en het niet-schadelijke, evenwichtige principe van het handelen zit dus ook hier verweven in het geven. Dit laat zien dat Dana niet voor niets de Allerhoogste beoefening is: het opmerkzame, bewust geven vergt nogal wat van je aandacht en je concentratie. Het boeddhisme is altijd helder in de taal, maar nooit eenvoudig in de praktijk. 

De oefening van vrijgevigheid gaat in essentie ook helemaal niet over codependency. Het hoeft dit ook niet te triggeren. Want dan haal je begrippen door elkaar. Je verwart de Zuiverheid van de beoefening van het geven, in aandacht, evenwicht en opmerkzaamheid, met dwangmatigheid en afhankelijk verlangen tot controle en beheersing. De boeddhistische oefening van vrijgevigheid is juist een Pure beoefening, in het opmerkzaam en vaardig leren openen van het hart, in veiligheid en met compassie. 

Tegen een zachte, paarsroze achtergrond een afbeelding van een vrouw met haar handen in T-vorm voor zich als symbool voor een time-out, als illustratie dat Dana ook de vorm kan aannemen van het - op zachte wijze - geven van een grens.

Dana en grenzen

Dana kan in die zin ook prima het geven van een grens zijn. Dana kan een afgrenzing zijn. Je hoeft je niet op te laten slokken door het idee van dienstbaarheid. Service is goed. Maar je mag daarbij ook een grens aanbieden die zegt: tot hier en niet verder. Die grens kan aangegeven worden zonder enige agressie. En toch nog steeds standvastig. Dana is dan ook helemaal niet grenzeloos.

Ook het geven van grenzen is op die manier een vorm van Dana. Dana kan het met vriendelijkheid en duidelijkheid aangeven van een grens zijn. De beoefening van Dana is bedoeld als een opmerkzame, evenwichtige, wederkerige beweging van geven en ontvangen, in balans. Oefenen in Dana – in vrijgevigheid – in ons Herstel is dan ook vooral een oefening en praktijk in bevrijding – het is geen gevangenis. 

Dana is geen verplichting. En het is ook niet iets waarmee we de voeten vegen. Het is het vrije geven in de relatie. Waar we ons, in onze verslaving, vaak opsloten in een verkrampt hart, dat gekenmerkt werd door de mantra van: ‘van mij’, ‘mijn’, en ‘mij’. Oefenen we nu in ons herstel, juist in méér dan enkel het ‘ontspannen’ van het hart. We oefenen met Dana in Herstel vooral juist in het concrete openen van dat hart. 

Twee handen bieden een bloem aan als illustratie van het begrip Dana, met daarnaast een citaat van een zenleraar: "Het kost tijd om vrijgevigheid te oefenen. Maar vrijgevig zijn is de beste besteding van onze tijd."

Dana als het praktische Hart van ons Herstel

Precies dit is de reden waarom geven – de vrije gevigheid – ook zo centraal staat in het boeddhisme – en in ons herstel. De beoefening van Dana is helemaal geen voetnoot. Het geven is waarmee de Dharma begint. Het verdient die plek aan het einde van onze meeting dus ook niet helemaal. Want Dana is het praktische hart van onze beoefening. Het is het begin van ons herstel. 

Zoals de bekende zenleraar en vredesactivist Thich Nhat Hanh het zei: “Het kost tijd om vrijgevigheid te oefenen. Maar vrijgevig zijn is de beste besteding van onze tijd.” De daad van het geven vereist dat we, heel bewust en met aandacht, wat we vasthouden loslaten. Dit is precies dezelfde beweging van een hart dat bevrijd wordt. 

Zo biedt de beoefening van Dana ons de kans om verkrampende concepten als hebzucht, haat en verwarring in ons hart los te laten. Het laat deze ideeën los, in vrede en kalmte, en in het ontwaken in ons eigen leven, in ons herstel. Ons herstel is dus ons eigen geschenk. Wij zijn de gever en de ontvanger hier. We leren met Dana om het krampachtige verlangen in ons los. We leren vrij te geven – ons lichaam en onze geest – in ieder moment

Zo vinden we, in het simpele geven van de in- en uitademing, de balans en de rust, de kalmte en de vrede, de Weg terug naar ons hart.

Het citaat You are not a drop in the ocean; you are the entire ocean in a drop. You are powerful beyond measure. naast een zeilschip op de oceaan als symbool voor de volledige spirituele beoefening van Dana als levenshouding en bevrijding in herstel

TL;DR – Dana en herstel van verslaving

  • Dana betekent vrijgevigheid, meer dan alleen materieel geven; het gaat om geven vanuit een open en vrij hart.
  • Volgens de Boeddha is Dana de hoogste deugd en een belangrijk beginpunt van herstel.
  • Vrijgevigheid helpt het hart te openen en verbindt gever en ontvanger in vertrouwen en wederkerigheid.
  • Geef met vreugde, zonder verwachting of dwang, en let op je eigen grenzen om uitputting en codependentie te voorkomen.
  • Dana is ook het geven van tijd, aandacht, aanwezigheid en het delen van ervaringen binnen je herstelcommunity.
  • Wees eerlijk over je motieven; oefenen in Dana betekent groeien in bewustzijn en zelfcompassie, ook als je nog gemengde gevoelens hebt.
  • Grenzen stellen is een vorm van vrijgevigheid: geef genoeg, maar niet ten koste van jezelf.
  • Het oefenen van Dana ondersteunt persoonlijke bevrijding en versterkt de onderlinge steun in herstel.

Deze tekst is volledig zonder enige vorm van AI geschreven. Alle informatie is door de auteur zelf verzameld en samengesteld. Er heeft geen enkele Copilot, Gemini of ChatGPT geassisteerd bij het tot stand komen van deze tekst.