Delen over de worsteling

De weken voorafgaande aan het schrijven van deze blog worstelde ik. Van de ene dag op de andere leek ik van vaste grond regelrecht de leegte in te stappen. Ik struikelde niet gewoon. Ik zakte als bij een wak in het ijs van het leven zo het zwarte niets in. En hoewel een en ander langzaam stabiliseert is de nacht in mij nog niet voorbij. De nacht is er nog, maar de ruimte om te ademen keert wel langzaam terug. Daarmee realiseer ik me – met de dekens nog over mijn hoofd getrokken – dat dit precies de worsteling is waarover ik wil delen. 

Let op: triggerwarning. In deze blog worden op klinische wijze de fenomenologie van o.a. trauma en automutilatie behandeld. Er wordt daarbij niet in detail getreden. Deze blog is enkel bedoeld om het mechanisme achter deze verschijnselen te verhelderen in relatie tot verslaving, om meer grip te krijgen op herstel ervan. Het is aan de lezer om voor zichzelf te bepalen of die verder wil lezen. 

Verwarrende boodschappen van het lichaam

Van alle dingen waarmee ik worstelde – onzekerheid, vertwijfeling, machteloosheid, de neiging om het leven zelf in de fik te steken – was het moeilijkst te verdragen de verwarrende boodschappen van mijn lichaam. Er waren momenten dat mijn hart raasde en de temperatuur in mijn lichaam steeg tot het zweet me uitbrak. Ik had last van mijn tanden, omdat ik onbewust mijn kaken en kiezen te hard op elkaar klemde. Ik had last van mijn nek, vastgezet in de neiging om te schreeuwen.

Ik droomde over heftige ruzies. Om vervolgens met gezwollen en schorre keel te ontwaken, de geest angstig zoekend naar geruststelling. Het duurde soms even voordat droom en realiteit zich konden scheiden en de realisatie kon doordringen dat de gedroomde ruzies niet echt waren. Voor mijn lichaam waren ze dat namelijk wel. Ik ontwaakte met pijnijk gespannen schouders, verkrampte handen, spierpijn in de armen. Mijn lichaam voelde uitgeput, alsof er in de slaap een marathon was gelopen. Er was weldegelijk iets aan de hand.

Hernieuwde verbinding met het lichaam

Toch voelde ik me – vreemd genoeg – in deze crisis niet perse ‘ongerust’. Ik was onontkenbaar van slag. Het waren geen aangename weken. Ik werd niet bijzonder blij van deze lichamelijke worstelingen (of lees: ik werd er bloedchagrijnig van). Maar onder alle chagrijn was er nog steeds ruimte voor dankbaarheid. Dankbaarheid voor het besef van een hernieuwde verbinding met mijn lichaam. Ik was me bewust van iets nieuws: mijn lichaam communiceerde met me. Tara Brach schrijft daarover ergens in haar boeken

“We ervaren ons leven door middel van ons lichaam, of we ons daar nu van bewust zijn of niet.” 

Mijn nieuwe, bewuste herontdekking van de verbinding met mijn lichaam betekende dan ook dat ik het leven – in alle intensiteit dat dit leven voor mij in petto had – ervoer. En intens was het zeker.  

Verslaving als afgesneden zijn van het lichaam

Intensiteit is echter simpelweg dat: intens. Het is geen indicatie voor positief of negatief. De beoefening van meditatie en mindfulness bij Recovery Dharma hielpen me om dat in te zien. Herstel heeft me geleerd hoezeer ik in mijn verslaving afgesneden was van mijn lichaam. Sterker: volgens mij sneed ik, door middel van mijn verslaving, met opzet de band tussen bewustzijn en lichaam door. Dat lijkt misschien een paradoxaal uitspraak. Algemeen gesproken: de substanties die we onszelf toedienen bij een middelenverslaving (en dat geldt ook voor het gedrag dat voor ons verbonden is aan onze procesverslavingen) zijn toch juist nauw verbonden aan ons lichaam? We forceren niet voor niets zelf via allerlei wegen de toegang tot ons lichaam om onze middelen in te nemen. We disciplineren, dwingen en/of straffen ons lichaam met ons gedrag in onze procesverslavingen. Dus hoezo sneed ik mijzelf dan met mijn verslaving af van mijn lichaam? 

Nooit het lichaam ervaren als ‘van mij’

Ik kan alleen voor mijzelf spreken. Maar vanuit de aard van mij verlaving weet ik tot op het bot hoe het lichaam zichzelf kan manipuleren om de dopamineshots te verkrijgen waarmee de roes van gelukzaligheid bereikt kan worden die een verslaving in algemene zin kenmerkt. Als geen ander weet ik tevens dat deze biochemische weg naar afleiding en gerieflijkheid in essentie pure lichamelijkheid behelst. Het was onbewust misbruikte fysiologie pur sang. Toch geloof ik ook dat het precies deze instinctieve biochemie was, die in feite diende om alle andere ervaringen die mijn lichaam me gaf – alle prikkels, alle emoties en alle gewaarwordigen – te verdrinken in een zee van lichamelijke verdoving. Hoe het ook zij: ik heb nooit goed geleerd om mijn lichaam te ervaren als iets dat ‘van mij’ was.

De verwrongen fictie van een zwevend hoofd

Ook bij bepaalde vormen van gedragsverslavingen kan een dergelijke neurochemische dissociatie optreden. Voor een procesverslaving als automulilatie, dat zich kan manifesteren als dwangmatige, zich herhalende handeling waar iemand steeds naar teruggrijpt, geldt bijvoorbeeld dat het lichaam zich afsnijdt van zichzelf in reactie op een zelf aangebrachte beschadiging. Lichaam en geest dissociëren op fysiek aangename wijze van elkaar door middel van de hoeveelheid vrijkomende adrenaline en endorfine die worden opgewekt door deze beschadiging. Het lichaam raakt door de zelfbeschadigingen doorspoelt met een fysiologisch zelf opgewekte biochemische roes. Een roes die alle andere gewaarwordingen – emotioneel of anderszins – verdooft (Overigens spreek ik ook hier opnieuw enkel uit persoonlijke ervaring). Ik wás, met andere woorden, nooit mijn lichaam. Als ik al iets was, dan was ik een zwevend hoofd. Ik was een verwrongen fictie, een slecht bedacht verhaal. Nooit besefte ik dat er booschappen verscholen zaten in de taal van mijn lichaam. Laat staan dat ik in staat was om die boodschappen correct te vertalen in zorgzame handelingen die mijn lichaam echt nodig had. Ik wilde lichaam en gewaarwording juist van elkaar afsnijden. 

Trauma als ander woord voor ‘afgesneden zijn’

Er bleek een woord te zijn voor de zwarte diepte van deze lichamelijke strategie, voor het afgesneden zijn van het eigen lichaam. Ik kende het woord natuurlijk wel, maar het paste nooit bij mij. Het woord in kwestie was ‘trauma’. Het is een woord dat tegenwoordig vaak wordt geassocieerd met iets mentaals, als ‘iets psychisch’. In de DSM, de bijbel van psychologen, wordt trauma vaak aangeduid als PTSS, als een op trauma volgende stress-‘stoornis’. Ik zet het woord ‘stoornis’ daarbij met reden tussen haakjes, omdat deze klinische aanduiding van ‘storing’ werkelijk geen enkel recht doet aan de intensiteit van deze biologische reactie op fysieke verlamming en verschrikking. Het gaat immers om het zenuwstelsel dat door beleefde stress tot het eigen breekpunt wordt belast, zozeer dat het uiteindelijk versplinterd, als glas in de psyche. Bovendien negeert de aanduiding ‘post-traumatisch’ met name ook het feit dat het trauma helemaal niet ‘post’ is. Er is geen sprake van ‘na’. Het trauma is nog steeds actueel: in essentie is het namelijk nog steeds aanwezig in het lichaam. We zijn enkel afgesneden geraakt van het contact ermee, om onszelf ervoor te beschermen.

De samenhang tussen trauma en verslaving

Nog niet zo lang geleden behoorde het woord trauma tot het exclusieve eigendom van de chirurgie. Trauma duidde daar op een fysieke wond. Dat doet het verschijnsel veel meer recht. Een trauma wees in die terminologie op de doorboorde huid. Trauma was het fysieke lichaam dat in shock raakte na een verwonding en daarbij afgesneden raakte van de eigen, natuurlijke, herstellende balans. Dát is trauma. Het is dan ook, denk ik, niet voor niets dat in het hoofdstuk van Recovery Dharma over de eerste Nobele Waarheid – ‘Er is lijden’  – deze waarheid direct wordt gekoppeld aan de ervaring van trauma en hechtingsproblematiek. Zelf begin ik steeds meer het vermoeden te krijgen dat verslaving en trauma in het algemeen nauw met elkaar samenhangen. 

Verlaving als copingsstrategie voor niet-(h)erkende trauma’s

Persoonlijk denk ik dat onze verslaving vaak en vooral een aangeleerde copingsstrategie is om onze eigen niet-(h)erkende trauma’s te behandelen. We zien, herkennen of erkennen onze eigen wonden niet. Of ze worden (of zijn lange tijd) niet gezien door degenen die er wel zorg voor zouden moeten dragen. Bovendien wordt ons in algemene zin ook niet geleerd hoe we onze innerlijke wonden op de juiste – lees: gezonde, volwassen – manier zouden kunnen verzorgen. Verslaving is misschien helemaal niet de individuele ziekte zoals dat wel vaak wordt aangenomen. Verslaving is misschien vooral onze eigen onbeholpen poging om innerlijke wonden te verzorgen. Maar omdat deze wonden op deze manier niet echt genezen, blijven we ons eigen gedrag herhalen. En let op: deze wonden zijn even reëel – misschien wel meer, want dieper gaand – als een fysieke wond dat is. Ze worden alleen niet gezien. En dat is misschien wel een groot onderdeel van het probleem.

Trauma – en het herstel daarvan – schuilt in ons lichaam

Trauma schuilt vermoedelijk ook niet primair in de psyche; trauma zit primair in het lichaam. De bron – én het herstel ervan – schuilt hoe dan ook in het lichaam. Dat was in ieder geval mijn persoonlijke ontdekking. Dat hoeft niet de ontdekking te zijn van iedereen. Maar ik ontdekte het in meditatie. Om mijn trauma een weg naar buiten te bieden, was het voor mij noodzakelijk dat ik de weg van de Boeddha ontdekte. Ik moest langzaam zijn advies beginnen te volgen: 

“De aandacht te richten op wat er in lichaam gebeurt.” 

Satipatthana Sutta: aandacht voor het lichaam

Ik geloof dat het ook niet voor niets is dat de Satipatthana Sutta – dat wel beschouwd wordt als één van de belangrijkste lezingen van de originele Boeddha over de grondslagen van opmerkzaamheid – op de eerste plaats begint met aandacht voor het lichaam. Startpunt van bewustzijn – en daarmee ook het beginpunt van herstel – schuilt in ons lichaam. Al het andere – het bewustzijn, onze zintuigen, onze gewaarwordingen – komen daaruit voort. 

Lichamelijke strategie om controle te behouden 

In haar boek ‘Het leven liefhebben door acceptatie’ beschrijft Tara Brach hoe ze op een bepaald moment in een opvoedingscrisis belandde met haar tienerzoon. Haar zoon haalde  bij haar, zoals adolescenten dat zo goed kunnen, met zijn puberale verzet tegen huishoudelijke regels het bloed onder haar nagels vandaan. Ze beschrijft eerlijk hoeveel woede en onmacht ze ervoer in de confrontatie met de theatrale onverschilligheid van haar zoontje. Maar Tara besefte tegelijk dat die gevoelens die in haar opkwamen een lichamelijke manifestatie vormden van een onbewuste strategie om controle over haar leven te bewaren. 

Lichamelijke reacties om het lijden op afstand te houden

Haar lichaam schoot in primaire reacties, zo besefte Tara, om zo de pijnlijke gevoelens die met haar ervaring van onmacht en lijden samenhingen, op afstand te houden. Maar het volgen van deze strategie zou nogal wat consequenties hebben. Als ze haar aandacht zou laten verslappen, zo besefte ze, en zou toegeven aan die lichamelijke strategie van vermijding, dan zou die strategie onvermijdelijk uitmonden in ondoordacht handelen, in geschreeuw en razernij, en vooral: in een verdieping van de kloof tussen moeder en zoon. 

Gevangen in de trance van het verhaal

Om dat te voorkomen besteedt Tara, voordat ze het gesprek aangaat met haar zoon, bewust en uitgebreid, aandacht aan wat er allemaal in haar lichaam afspeelt. Ze beschrijft hoe aanvankelijk de woede zich brandend opbolt in haar borst. Hoe die woede vervolgens overgaat in een pijn in haar hart. Hoe die pijn overgaat in een verlammende angst die haar armen en benen zwaar maken. Hoe haar hoofd haar ervaringen vervolgens vertaalt in oude overtuigingen en boodschappen over tekortschieten en onkunde. Ze noemt deze cognitieve betekenisgevingen aan haar ervaringen “de trance van het verhaal”. 

Onder lagen afweer schuilt een ruimte voor tederheid

In plaats van gevangen te raken in deze trance blijft Tara echter haar lichamelijke gewaarwordingen volgen. Ze blijft bij haar lichaam en merkt hoe de verlammende angst die verbonden is aan de trance van oude verhalen, op den duur overgaat in een brandend gevoel achter haar ogen. Hoe de tranen bij haar opwellen. En pas daarna, onder al die lichamelijke lagen van afweer, bestaande uit boosheid, pijn, angst en verdriet om oud zeer, merkt ze hoe er eindelijk ruimte ontstaat in haar hart voor tederheid en compassie, zowel voor haarzelf als voor haar zoontje. 

Het belang van bewust aanwezig zijn bij het lichaam

Ik heb een groot respect voor deze uitgebreide en illustratieve beschrijving van Tara Brach, over hoe ze volhoudt in het volgen van de gewaarwordingen en hoe ze haar lichaam trouw blijft. Ik herken er bovendien ook de trauma-theorie in van stress- en trauma -expert Peter A. Levine, die hij in zijn boek ‘De stem van het lichaam’ uiteenzet. Levine vertelt aan het begin van zijn boek hoe hij in gedachten verzonken de straat oversteekt en vanuit het niets geschept wordt door een auto.

Hoewel fysiek niet ernstig gewond, beseft Levine dat hij door de onverwachtheid van het moment psychisch weldegelijk flink door elkaar geschud is. Hij loopt het risico dat deze ‘psyche-schudding’ blijvend raakt en overgaat in PTSS als hij zijn eigen psychische evenwicht niet weet te herstellen. Daarom probeert hij vervolgens – vergelijkbaar met Tara Brach – zo bewust als mogelijk aanwezig te blijven bij zijn lichaam

Met aandacht fysieke en emotionele responsen doorleven

Levine vertelt hoe hij probeert om zo de fysieke ervaringen van het trauma volledig te doorleven – inclusief alle onwillekeurige bevingen en trillingen, hoe onaangenaam ook. Hij vertelt over het aandachtig volgen van zijn versnelde hartslag, over het toestaan van de ongecontroleerd beven, over hoe zijn armen onwillekeurg aanspannen en omhoogkomen in een impuls het hoofd te beschermen voor een val die al voorbij is, over het aanspannen van de nek en kaakspieren om een uitblijvende klap op te vangen.

Heel bewust duwt hij daarbij zelfs een paramedicus die probeert Levine’s lichaam te beheersen en te controleren zachtjes van zich af, om zo ruimte te scheppen voor volledige de beleving van zijn lichaam. Om zo de fysieke belevingen en emotionele responsen doorgang te geven, die het lichaam zelf weet dat het nodig heeft om te kunnen ontladen. En zo het innerijke evenwicht te herstellen. Ook Levine blijft trouw aan zijn lichaam.

Het lichaam als ons eigen kind

Zo kom ik langzaam weer terug bij de lichamelijke worstelingen waarmee ik deze blog begon. Steeds meer begin ik te beseffen dat mijn lichaam met mij communiceert. Het probeert iets te zeggen. Zelfs in de doordringende lichamelijke representatie van verslaving – in de drang, zucht en verlangen – is er sprake van een boodschap. En die boodschap is niet wat we in trance vertalen als verhaal dat zegt: ‘Geef toe in dit verlangen’.

Eerder is het, in een onverstaanbare gebrabbel, een boodschap zoals die van een baby die hulpeloos communiceert met diens moeder om de eigen behoeften duidelijk te maken. Het is een boodschap die zegt: “Ik ben jouw kind.” Het verlangen zegt eigenlijk: “Ik heb pijn.” De drang zegt: “Ik ben bang.” Het vraagt: “Troost me.” En boven alles smeekt het simpelweg: “Wees bij me. Merk me op. Geef me aandacht.” Het lichaam vraagt: “Wéés er alsjeblieft voor me.” 

Meditatie als aanwezig zijn bij het lichaam

Door met aandacht bij mijn lichaam te blijven, door in meditatie uitgebreid stil te staan bij wat ik ervaar in mijn lichaam, en door met aandacht te blijven bij de fysieke gewaarwordingen en ze bewust te doorleven – leer ik langzaam steeds beter te begrijpen wat er aan de hand is. Het is hoe dan ook een belangrijke stap voorwaarts dat ik – met behulp van meditatie – bij de lichamelijke ervaring zelf kan blijven.

En dat ik daarnaast begrijp dat er – in alle fysieke spanningen, uitputtende dromen en lichamelijke vermoeidheid – sprake is van een taal die tegen me gesproken wordt. Het lichaam spreekt een taal die gehoord wil worden, niet verdrongen en genegeerd. Dat inzicht is op zichzelf al winst en reden voor dankbaarheid. Zelfs als het niet lukt om de boodschap goed te vertalen.

De hevigheid van de Waterval aanvaarden

Stilstaan en blijven luisteren naar de taal van het lichaam, betekent gewaarworden van wat de Boeddha ook wel de ‘Waterval’ noemde. De Waterval, dat is de aanhoudende emotionele en mentale activiteiten in onze geest, die soms zo heftig zijn en in zo’n hoog tempo variëren dat we door de kracht ervan steeds weer uit het huidige moment worden gestoten. Zelf ben ik niet voor niets nog steeds samen met anderen op de ontdekkingsweg van herstel. Ik ben onderweg. Ik ben er nog niet. Maar ik heb wel ervaren dat het, in confrontatie met de Waterval, het beste is om die momenten dat ik inderdaad ‘uit evenwicht wordt gestoten door mijn eigen geest’, simpelweg te accepteren. 

“Dit is wat het is”

Steeds meer ben ik in staat om de hevigheid van de waterval aan emoties en gewaarwordingen tegemoet treden door eenvoudigweg en in aanvaarding te zeggen: “Het is goed.” Of meer aanvaardend: “Dit is wat het is.” Wanneer de pijn, het verdriet en de angst dan toch te groot lijken te worden, dan nog besef ik steeds vaker dat ik daarmee geen “Het is goed” zeg tegen die pijn, dat verdriet en de angst zelf. Ik zeg het tegen het kind in mij dat ze ervaart.

Met mijn simpele booschap van acceptatie zeg ik vooral: “Ik ben bij je. Ik sta naast je.” Ik zeg: “Je bent niet meer alleen.” Daarmee is de pijn, het verdriet, de angst niet weg. De vrije val van het leven stopt niet plotseling in volle vlucht. Daaar ken ik geen magische woorden voor. En toch bepaalt de acceptatie dat die val er überhaupt is het verschil.

De glimlach als ‘rusten in het lijden’

“Leven houdt in dat we pijn ervaren en soms is die pijn hevig,” 

Dat schrijft Tara Brach. Het is voor mij de compassievolle, menselijke variant van het Boeddhistische inzicht dat wordt samengevat in de eerste Nobele Waarheid: “Er is lijden.” In alle eenvoud, zonder nuancering of toedekking, is dat immers onze waarheid. Ons leven bevat lijden. Het is onvermijdelijk. Het is ook niet-onderhandelbaar en onontkoombaar. Maar er schuilt tegelijk en wonderwel een bijzondere rust in dit inzicht. Steeds vaker begin ik bij mezelf te merken dat mijn lichaam van me vraagt om met rust te reageren op deze waarheid van het lijden. Ik ontspan in die Eerste Nobele Waarheid. En mijn lichaam reageert met een onverwachte glimlach.

De spiritualiteit en neurologie van de glimlach

Het heeft lang geduurd voordat ik deze onbewuste aandrang van mijn lichaam tot een glimlach begon te begrijpen. Thich Nhat Hahn gaf me de eerste aanwijzing met de woorden: 

“Wanneer je de lippen krult in een glimlach, voedt dit je bewustzijn en kom je wonderwel tot rust. Je glimlach schenkt geluk aan jou en de mensen om je heen.” 

Dat is de spirituele invulling van de glimlach. Maar ook fysiek, zo ontdekte ik, blijkt er een functie van de glimlach te zijn. Fysiologisch sturen de spieren die worden gebruikt om een glimlach tot stand te brengen namelijk langs biochemische weg een boodschap naar ons zenuwstelsel dat helpt te kalmeren en te ontspannen. Onze glimlach vertelt het lichaam dat het niet nodig is om te vechten, te vluchten of te verstarren.

(Meer weten over het neurologische effect van de glimlach? Lees bijvoorbeeld dit vrolijke artikel!)

Er is niets ‘mis’: lijden hoort bij het leven

Ik geloof dan ook dat mijn lichaam, in de eigen fysieke wijsheid die in meditatie eindelijk de ruimte krijgt, met die onverwachte glimlach aan zichzelf aan het communiceren is dat het oké is om te ontspannen. Het trauma is voorbij, zegt het lichaam tegen zichzelf.. De wond is niet hier. Het is niet langer noodzakelijk om te vechten tegen het lijden van het leven. Het lijden hoort er immers simpelweg bij.

Dus ja, ik ben bang. Ja, ik worstel. En ja: er is verwarring op dit moment. Er is onmacht, angst, boosheid. Er is ontevredenheid. Het leven leek voor één enkel moment – toen ik net een nieuwe baan kreeg, toen ik net fris en monter uit herstel kwam – heel even volmaakt. Maar volmaakt bleek nog steeds volkomen onvolmaakt te zijn. Toch betekent onvolmaaktheid nog steeds niet dat er iets ‘mis’ zou zijn met het leven zelf. Het betekent simpelweg dat ik aan het leven ben.

Simpelweg aanwezig zijn bij het lichaam

De Boeddha van Mededogen wordt vaak afgebeeld met een lichte glimlach wanneer hij in de Boeddhistische mythologie ‘de tienduizend vreugden en zorgen’ aanvaardt. Aan dat beeld wil ik me niet spiegelen. Ik ben geen Boeddha en innerlijke ‘Verlichting’ is bij mij nog zo ver verwijderd dat de horizon ervan niet eens in beeld is. Ik heb nog veel te veel te leren over de betekenis van mededogen en liefde, over compassie en vrijgevigheid. Veel zit nog in de knoop bij mij. Maar dat maakt niet uit.

Volmaaktheid is geen vereiste om nog steeds – als voortdurende beginneling – naar voorbeeld van de Boeddha, simpelweg de benen onder me kruisen en mijn handen in mijn schoot laten rusten. Ik kan mijn ogen sluiten of geloken houden – licht gericht op een vast punt voor me. Ik kan eenvoudigweg de aandacht richten op het ademen. Ik kan oefenen in aanwezig zijn bij wat mijn lichaam me allemaal vertelt. Ik kan in alle eenvoud, met aandacht en tederheid, oefenen in bewustwording van alle pijn, angst, onrust en alle gewaarwordingen in mijn lichaam. Ik kan oefenen, tot ik uiteindelijk liefde, acceptatie en rust in mijzelf bereik.  

En zelfs als dat niet lukt, dan nog kan ik simpelweg zitten en ademen, met een glimlach.